Kieler kanaal

Het Kieler kanaal is inmiddels bekend, maar toch af en toe wel indrukwekkend als er een zeeschip passeert.

Kieler kanaal Kieler kanaal

Aangekomen bij Kiel zijn de kleine sluizen nog steeds defect, en is de grote in onderhoud. Maar de wachttijd valt mee, na een uur mogen we mee. Net als toen we vorig jaar het kanaal invoeren vanaf de Oostzee krijgen we af en toe een stevige bui over ons tijdens het wachten.

Toen we vorig jaar de sluis van Kiel invoeren ging het aanleggen in de sluis niet goed. Je moet op een glibberig ponton van dikke balken springen (heel hoog dus), en dan een lijn door een oog halen. Vorig jaar ging dat niet echt goed, ook al omdat de boot afdreef door de wind. Echt manoevreerbaar is ze dan niet. Het makkelijkst is om langs een ander jacht te gaan liggen, maar daar zijn we een beetje groot voor.

Dit jaar kwamen we voorbereid: met een fender om op af te stappen, met een middenlijn om eerst door de lus te halen, en met spanning. We dachten aan de bakboordzijde van de sluis aan te moeten leggen. Maar dan zien we het containerschip waamee we moeten schutten aan bakboord (links) gaan liggen. Snel het afstapje omhangen. De wind is nu ook beter: heel weinig, en lichtjes naar het ponton toe.

In de sluis bij Kiel In de sluis bij Kiel

Goed, zodra het sein wordt gegeven dat de jachten naar binnen mogen ontstaat een wedstrijd wie er het eerst in is. Daar doen we niet aan mee, dat is alleen onhandig. We varen in de staart van het peleton. Het gaat heel soepel: we komen netjes aan, Elly kan goed afstappen en heeft snel de middenbolder geborgd met een knoop op het ponton. Dan kunnen we rustig de voor- en achterlijnen vastmaken. En terwijl we dat doen, helpen we een andere boot langs ons afmeren. Dat viel mee!

We hadden in Giselau bij de sluis al betaald voor de kanaaldoorgang. Er komt wel iemand op de steiger langs om te vragen of we al zijn gaan betalen, maar hij hoeft het bewijs niet te zien. Onverwachte soepelheid, zo waterdicht is de controle blijkbaar niet.

Wegvaren is makkelijk, daar hebben we het niet over. Ons doel is de haven van Wendtorf, in de monding van het Kieler fjord. We bellen even of er plek is. Geen probleem. De haven ligt in een natuurgebied; de ingang is een vrij smalle (wel diepe) geul. De box die we gekregen hebben blijkt 19 meter lang te zijn. Wanneer we daar met de nodige moeite en hulp inliggen is het vrijwel onmogelijk van de boot te komen, en helemaal om aan boord te komen. Voor het eerst halen we het Plastimo reddingladdertje te voorschiijn. Dan kan het wel. Aan de kop van de steiger zien de plaatsen er beter uit. Naar de havenmeester dus; dat vindt hij ook best. We verleggen de boot; nu kunnen we er wel af!

De plastimo ladder De plastimo ladder

Wendtorf was vroeger een moderne haven, het is nog steeds best OK. Goede douches, water en stroom, wifi, kortom in alle levensbehoeften voorzien. ’s Avonds luisteren we naar Nederland – Mexico met het wifi. Toch wel leuk.

Maandag is een bijwerkdag. Elly ruimt de boot. Gilbert werkt de website bij, haalt boodschappen en doet zijn vogelrondjes in polders achter de haven. In de Barsbekersee, achter de haven, broeden volgens het informatiebord zeearenden. Die zie ik niet, wel veel zangvogeltjes en graspiepers, en een grauwe klauwier. Die had ik nog niet.

Grauwe Klauwier Grauwe Klauwier

Elly maakt een zalmsalade voor als we morgen weer op zee zijn. Als diner hebben we rosé met toastjes. Helaas is het nog niet warm genoeg om dat buiten te eten.

Eider en Eidersperwerke

We besluiten van Helgoland via de Eider naar het Kieler kanaal te varen. Deels omdat het een voor ons nieuwe route is, deels omdat de kleine sluizen bij Brunsbüttel niet in gebruik zijn.

De trip over de Eider vraagt nog net iets meer planning dan via Cuxhaven en Brunsbüttel. De Eider is een rivier die uitmondt in de Duitse bocht (Noordzee). Het smallere gedeelte van de rivier is afgesloten met een open stormvloedkering, een mini-versie van de Haringvlietkering, met vier afsluitbare deuren. Net als bij de Oosterschelde kering staan de deuren in principe open. Naast de kering is een sluis voor de scheepvaart. Eenmaal door die sluis is de Eider nog zo’n 30 kilometer een getijderivier.

De aanloop van het Eidersperwerk is op zich al lastig: buitengaats verleggen de geulen zich heel vaak. In die geulen staat 2-3 knopen stroom, dus die wil je mee hebben. Je kunt niet met laag water naar binnen, want dan zijn de geulen te ondiep. 3 uur rond hoog water is de waterstand tenminste +2m, dan is de diepte van de geulen meer dan 3 meter. Wij zagen niet minder dan 3.7m. Een beetje vroeg (2-3 uur voor hoogwater) heeft als voordeel dat je 2-3 knopen stroom mee hebt in de geulen. En als je bij het Eidersperwerk bent, heb je dan ook tijd om met de stroom mee (ook al snel 2 knopen) naar Tönning (5 mijl) of Friedrichstadt (13 mijl) te komen. Hoogwater Tönning is ruim een uur later, en Friedrichstadt 2 uur later dan bij het sperwerk, dus dat helpt. Tot zover de theorie.

Wij zijn om 5:30 vertrokken vanaf Helgoland voor de 35 mijl naar het Eidersperwerk. Daar wilden we niet later dan 12:00 aankomen, een klein uur voor hoogwater. We hebben geluk met de wind: er staat een zuidenwind van ongeveer 9-12 knopen, net mooi om 5-6 knopen te lopen op het zeil. Het is nog wel koud, maar droog. De eerste paar uur varen we rustig op deze wind. Eerst stroom tegen, dan stroom mee. Als we tegen 10 uur (3 uur voor hoogwater) bij de buitenton van de geul aankomen, kunnen we deze niet vinden. Ik krijg het even warm, zonder tonnen kunnen we niet naar binnen. Gelukkig spot Elly de tonnen een mijl noordelijker. De nummers kloppen, dus we zitten goed. De update van de kaarten op de iPad was blijkbaar niet helemaal courant.

Buitenton Eider Buitenton Eider

Met af en toe een beetje hulp van de motor in de slingerende geul lopen we naar binnen. We zien nergens minder dan 3.7 meter water. En steeds 2-3 knopen stroom mee, dat schiet lekker op. Om 11:35 zijn we bij de sluis. Het is onvoorstelbaar om te zien hoe we zijn gevaren ten opzichte van de kaarten van een jaar geleden.

Gevaren route (geel) Gevaren route (geel)

Nog voor 12:00 zijn we de sluis door. Het is zonnig geworden en drukkend warm. We snappen nu de onweersvoorspelling. We laten ons op de genua door de geul naar Tönning drijven. Een genua die zich nog steeds slecht laat oprollen overigens. Het zou fijn zijn als we wisten hoe dat kwam.

Eidersperwerk met sluis Eidersperwerk met sluis

Bij de brug na Tönning gaan we over op de motor. Een uur motoren later komen we bij de spoorbrug van Friedrichstadt, waar we op twee treinen moeten wachten. Altijd lastig als er bijna twee knopen stroom staat in een rivier.
Vlak na de brug kunnen we met het sluisje de haven van Friedrichstadt in. Dat kost 14 euro. Het haventje zelf is klein, één lange steiger met boxen. We nemen de eerste box; de boot past net tussen de palen. Als we aanleggen begint het te spetteren. Veel regen komt er niet, ’s avonds doen we nog een rondje door Friedrichstadt.

Friedrichstadt Friedrichstadt

Friedrichstadt is gesticht door Nederlandse remonstranten vanaf 1621. Dat kun je nog zien aan de architectuur van de panden, met trapgevels aan het marktplein. Het is een mooi klein centrum, dat met zorg in stand gehouden lijkt te worden. Leuk om even rond te lopen en wat foto’s te maken. Wel een leuke stop.

Friedrichstadt Friedrichstadt

Zaterdag moeten we om 10:30 weer bij de sluis zijn, om het laatste eindje Getijden Eider op te varen tot de sluizen van Nordfeld. We varen weg in een hoosbui, maar als we de sluis van Friedrichstadt hebben gehad, klaart het al op. We zijn de sluis nog niet uit, of de brug gaat al voor ons open. Het gas moet er even op om de wachttijd voor de auto’s te beperken. Zo snel gaan bruggen niet vaak open.

Brug Friedrichstadt Brug Friedrichstadt

Tijdens het laatste stuje Getijden Eider zien we veel vogels, waaronder een zeearend, een gigantisch grote roofvogel met een spanwijdte van meer dan 2 meter, daarom wordt hij ook wel een ‘vliegende deur’ genoemd. Bij het Lauwersmeer hebben we ze niet gezien, maar nu een bonus dus. Verder zitten er onder andere kiekendieven en zwarte sterns.

Zeearend en Kiekendief Zeearend en Kiekendief

Ook de sluis van Nordfeld aan het einde van de Getijden Eider gaat voor ons open als we aankomen, we kunnen zo binnenvaren. Het tarief van deze sluis is ook 14 euro. Als ik betaald heb, zegt de sluiswachter ‘wacht, er komt nog een boot, dan is het tarief maar de helft’. Hij maakt een nieuw bonnentje en ik krijg 7 euro terug. Alle volgende sluizen betalen we ook steeds 7 euro; hoewel het heel rustig is, is er toch steeds een andere boot bij de sluis.

De Binnen Eider is het best te omschrijven als een breed kanaal. Het is overal diep, zeker 3.5 meter. Wel kun je nog merken dat het een oude rivier is; de binnenbochten zijn ondiep en de buitenbochten zijn uitgeslepen, vaak tot meer dan 10 meter. Af en toe ligt er een boei bij een ondieper stukje.

De Binnen Eider De Binnen Eider

Het gebied is heel rustig en landelijk. Het eerste stuk zie je alleen maar dijken, omdat het water nogal hoog is ten opzichte van het land. Verderop kun je iets meer zien, maar veel is er niet te zien. Grasland, koeien, schapen en een enkel rijtje bomen langs de rivier. Veel kleinschaliger dan het Kieler kanaal, zoiets als het kanaal door Walcheren.

Sluis van Gieselau Sluis van Gieselau

We besluiten alle sluizen te doen, en af te meren na de sluizen bij Gieselau . Als we daar aankomen is het vredig en stil, grote steigers met een paar boten. We nemen een biertje op de rust. Ik loop een vogelrondje, en spot zowaar nog twee nieuwe soorten: een vliegenvanger (klein bruin vogeltje dat vliegen vangt) en een matkop (een mees met een zwarte kop).

Grauwe vliegenvanger Grauwe vliegenvanger

Rond 8 uur loopt de aanlegplaats ineens vol, vanaf 9 uur ’s avonds mogen jachten niet varen op het kanaal. We krijgen een Noorse boot naast ons met een echtpaar dat terug komt van 5 jaar in de Middellandse zee. Hun boot ziet er uit als een intensief bewoond huis.

Het blijkt dat de aanlegplaats erg ongelukkig is: elke keer als er een zeeschip langsvaart in het kanaal, lopen er grote golven in ons zijkanaaltje, die de boten flink laten schudden. De stootwillen kraken vervaarlijk. En de scheepvaart gaat ’s nachts ook door. Niet zo’n goede rustplek dus. Wat dat betreft hadden we beter op de Eider kunnen overnachten.

Zondag loopt de aanlegplaats weer leeg. We vertrekken rond 10 uur als een van de laatsten richting Kiel. Het is rustig weer, zon en wolken, lekker in de zon, fris op de wind. Elly en ik varen bij toerbeurt een stuk kanaal.

Helgoland

Dinsdag begint koud. De voorspelling was tot windkracht 7. Dat krijgen we niet, maar de dag begint met regen en 12 graden. De kachel gaat aan en we nemen een pot warme thee. Goed moment ook om even bij te praten met het kantoor.
Onze buren voor en naast ons zijn op weg naar Portugal om daar de winter door te brengen. Dat is het echte werk. Ze zien er nu al uit als het soort zeezwervers die we ook op de Carieben wel hebben gezien. Oude boten, low budget, langzaam leven, bij de buren informeren naar weerbericht en kaarten.

In de loop van de ochtend wordt het droog en beter. Ik ga nog een keer naar de vogels, nu met wat meer tijd en iets meer geduld. Het wordt een mooie middag, weer honderden foto’s om uit te zoeken. De bekendste rots helemaal aan de noordkant van het eiland heet Lange Anna. Alleen al op die rots zitten honderden Jan-van-Genten en zeekoeten.

Lange Anna, vogelrots Lange Anna, vogelrots

Elly doet de nodige klussen aan boord, en kan nog even zonnen in de kuip. Uit de wind in de zon is het wel lekker. Nog niet zo als toen we uit Nederland weggingen, veel meer dan 17 graden wordt het niet.
’s Avonds verkennen we het stadje een beetje. Het is erg stil als de toeristenboten weer zijn vertrokken.

Helgoland Helgoland

Woensdag doen we het eiland als reguliere toerist. We shoppen belastingvrije sigaretten en rum, struinen wat winkeltjes af en eten een broodje vis in het centrum. Helgoland leeft vooral van de toeristen. Die komen voor het eilandgevoel, de vogels, maar zeker ook voor de BTW-vrije winkels. Niet alleen de sterke drank en sigaretten zijn ruim voorradig, maar ook kleding, parfums, dure horloges en sieraden zijn goed vertegenwoordigd.

Schiffsausrüstung Schiffsausrüstung

Tegenwoordig leveren de windmolenparken ook veel activiteit op. Er varen zeker 10 catamarans heen en weer naar de windmolenparken in de buurt. Op het industrieterrein wordt gebouwd aan kantoren voor het personeel van de verschillende windmolenparken.

Het is ook weer tijd voor de gewone boodschappen in de Edeka, een supermarktketen die je in Duitsland overal aantreft. Nadat alles aan boord is, lopen we het hele eiland rond. Door een groot complex met volkstuinen (had ik niet verwacht), langs de zendmasten (of zijn het afluisterstations?), en langs de vogelrotsen.

Het pad langs de rotsen Het pad langs de rotsen

Een vuurtoren is ook altijd aanwezig, en het blijft een indrukwekkend zicht. Hoewel het eiland zelf 80 meter hoog is, is er toch nog een stevige toren neergezet.

De vuurtoren De vuurtoren

’s Avonds is er opwinding in de voorhaven. Een klein rubberbootje vaart volgas rondjes. Het blijkt dat de bestuurder overboord is geslagen. Hij wordt met de ambulance weggebracht. Het is nog een hele klus voor de reddingboot om het rubberbootje te vangen en enteren, maar na wat waterballet lukt het wel.

Bootje vangen Bootje vangen

Donderdag was de voorspelling ‘wolkenlos’, maar als we wakker worden motregent het. Het was een onrustige nacht, vanaf 5 uur ’s ochtend was er geloop over ons dek omdat de buren vertrokken. Tijdelijk lag er ook nog een andere boot. ’s Ochtends haal ik verse broodjes op de haven.
Gelukkig klaart het snel op. Het is rustig weer. We gaan met de boot van 12 uur naar Dune, het zand/duin eiland naast Helgoland. Ooit, tot een storm in 1720, was het één eiland. Nu is het 5 minuten varen met een pontje. Dune is grotendeels opgespoten. Het is de locatie voor een vliegveldje, een camping en stranden.

Vliegveld Vliegveld

We lopen het eiland rond langs de stranden. Een van de attracties van Dune zijn de zeehonden die zich makkelijk laten fotograferen. Ze werken ook voor ons mee.

Zeehonden Zeehonden

Verder is er een kolonie kleine mantelmeeuwen naast het vliegveld. We kunnen niet veel structuur in de kolonie ontdekken, maar er zijn inderdaad veel meeuwen en ook jongen.

Om 3 uur hebben we alles wel gezien en gaan we terug naar Helgoland voor een wijnte in het centrum. Gilbert loopt nog een keer langs de vogelkliffen, en Elly gaat via de tax free winkels naar de boot.

’s Avonds eten we buiten. Na het eten horen we 19:13 de toeters van het eerste Duitse doelpunt tegen de VS. We krijgen nog net op de valreep buren, die uiteraard niet zo blij zijn met ons voorgenomen vertrek van 5:30. Ze zoeken dan toch maar een ander plekje.

Vogels op Helgoland

Helgoland is een klein eiland zo’n 40 kilometer ten noorden van de Duitse wadden. Vroeger hebben de Duitsers en Engelsen nogal eens gevochten om dit eiland, nu is het vooral bekend vanwege het BTW vrij en accijnsvrij winkelen.

Het eiland is niet meer dan een grote rots. Op de noordkant van die rots broeden duizenden jan-van-genten, zeekoeten en drieteenmeeuwen. In deze post foto’s van deze vogels.

De jan-van-genten broeden het hoogste op de rots, vrijwel tot het hekwerkje dat langs het pad loopt. Dat maakt het mogelijk om de vogels van heel dichtbij te fotograferen. In de vlucht, op het nest en gewoon als ze rusten.

jan-van-gent jan-van-gent

Als wij er eind juni komen zijn sommige jan-van-genten nog aan het broeden, of hebben hele jonge jongen. De jongen worden gevoed vanuit de krop; de ouder braakt wat halfverteerde vis op. Andere vogels, meestal wat verder van het pad, hebben al grote jongen. Het voeden gaat net zo; de kop van de jonge vogel verdwijnt in de bek van de ouder.

jan-van-gent jan-van-gent

Hoewel de vogels in de kolonie dicht op elkaar zitten, zijn de territoria belangrijk. Hier twee stelletjes die samen ruzien om een plekje op een rotspunt. Zo’n twee-aan-twee twist zie je niet zoveel, maar er is voortdurend geruzie in de kolonie.

Samen ruzie zoeken Samen ruzie zoeken

Jan-van-genten zijn ook gewoon mooie vogels, zeker als je ze zo van dichtbij kunt fotograferen.

jan-van-gent jan-van-gent

Wat lager op de rotsen zitten grote aantallen zeekoeten. Als wij er komen zijn hun jongen al te water, die zien we dus niet meer. Zeekoeten lijken op pinguins, ze lopen ook behoorlijk rechtop. Maar ze kunnen uiteraard wel vliegen. Voor de jongen ligt dat lastiger. Ze moeten het nest verlaten voor ze kunnen vliegen. Er zit voor de jongen dan niks anders op dan te springen, een val van zo’n 50 meter!

Zeekoeten Zeekoeten

De drieteenmeeuwen zijn waarschijnlijk het talrijkst. Ze broeden op rotsranden. Alle vogels hadden jongen, van vrij klein tot bijna vliegrijp. De kleinere jongen worden steeds bewaakt door een ouder. Met zilvermeeuwen en kraaien voortdurend in de buurt is dat wel nodig. De grootste jongen zie je soms ook zonder ouders; waarschijnlijk moeten beide ouders dan op jacht om de magen te voeden. En ze zijn te groot als makkelijk hapje voor de zilvermeeuwen.
(met jongen).

De drieteenmeeuw is een vrij kleine meeuw, met gele snavel en zwarte poten. Het lijkt een beetje op een kleine zilvermeeuw.

Drieteenmeeuwen Drieteenmeeuwen

Vanaf de rots zie je voortdurend vogels af en aan vliegen. Boven het donkere, ondiepe water is dat een mooi zicht.

Drieteenmeeuw Drieteenmeeuw

Op de kliffen zitten ook alken. Een alk lijkt op een zeekoet, maar heeft (o.a.) een dikkere snavel. Helaas zaten alle alken op grote afstand, dus de foto’s zijn niet zo goed.

Alk Alk

Tenslotte de noordse stormvogel, ook een soort die in kleine aantallen broedt op Helgoland. Het nest is heel simpel, gewoon wat steentjes.

noordse stormvogel noordse stormvogel

Noordse stormvogels zijn echt luchtacrobaten. Met een paar vleugelslagen blijven ze hangen boven een winderige klif.

noordse stormvogel noordse stormvogel

Kenmerkend voor de noordse stormvogel is de snavel, met een dubbele pijp. Die helpt om zeewater te ontzilten. De stormvogel komt normaal niet aan land, vandaar.
Tijdens de voorjaarstrek en najaarstrek kun je op Helgoland ook veel trekkende zangvogels aantreffen. Nu zagen we vooral de gewone vogels: mussen, spreeuwen, kwikstaartjes en meesjes.
?

Naar Helgoland

Helgoland

In de loop van zondag wordt het wat rustiger, de wind neemt wat af naar windkracht 4.  De windwaarschuwing wordt ingetrokken.  Maar de golven worden niet lager op zee en in het Westgat, het blijft 1.6 meter.  Maar dan realiseer ik me dat de diepte van de geul ongeveer 5 meter is bij hoog water, dus als we met hoog water vertrekken is de deining vast minder dan met laag water.  Maar weten doen we het niet.   We vragen nog wat rond in de haven, en besluiten het er op te wagen.

Om half zes ’s middags vertrekken we naar de sluis.  We mogen er om kwart over zes in, even wachten tot half zeven vanwege het verkeer.  Als ik in de sluis naar boven kijk blijkt het windvaantje niet mee te draaien.  Bij het monteren van het toplicht is blijkbaar het vaantje verbogen.  Jammer, dan moeten we weer een keer de mast in. Of iemand vinden die dat wil / kan doen.

De sluis uit vaar je gelijk de Waddenzee op.  We varen op de motor tegen het laatste beetje vloedstroom op, en daarna met een beetje stroom mee het Westgat uit.  Er staan inderdaad veel golven, maar er zijn geen brekers in de geul.  Er zit dan ook niet veel zand in het water.  Alleen bij de voorlaatste boei moeten we even om een paar brekers heen varen.  Daar staat ook maar 4.7 meter water, blijkbaar is dat zo’n beetje de grens.  Om kwart over 8 zijn we de geul uit.

We hijsen de zeilen en zetten koers naar het noordoosten, om alle zandbanken heen.  Het hijsen ging nog even lastig omdat de val om de zaling was gewaaid.  Dat heb je als je het zeil alvast klaar maakt om te hijsen en dan door het Westgat gaat.  Met enig werk op het voordek is het allemaal ook weer snel opgelost.   Met de wind mee wordt het dan snel rustiger, golven van 1 tot 2 meter zijn dan geen probleem.

Avond op zee Avond op zee

We varen halve wind, tegen de stroom in, maar de boot loopt geduldig.  Helaas betekent met hoogwater het Westgat uitvaren dat je maximaal stroom tegen hebt.  Pas om 2 uur ’s nachts kentert het tij.  Maar het is een makkelijke tocht, vrijwel geen scheepvaart.  We passeren een voor anker liggende autocarrier, en de buitentonnen van de geulen bij Borkum en Juist, Duitse waddeneilanden.

Het was een voorbeeldige nacht om te zeilen, constante wind van 13 knopen uit de goede richting.  Eenmaal het Westgat uit vaar je uren in dezelfde richting, dus er is weinig te doen.  Mijn ritme is dan de iPhone zetten als wekker elke 6-8 minuten, rondkijken, koers en plotter controleren, en weer eventjes dutten.  Slapen doe je dan natuurlijk niet echt, maar je leeft wel op een lager pitje.

Om 4 uur wordt het weer licht, en wek ik Elly om zelf ook even een beetje te kunnen slapen.  Elly vestigt het snelheidsrecord, bijna 9 knopen over de grond, dankzij stroom mee en wat meer wind.  Tegen zeven uur is de wind zover toegenomen dat we een rif zetten.   We zetten nu koers naar Helgoland, noordelijker en kruisend met de grote vaart.  De stroom zet ons helaas nogal naar het oosten, zodat we Helgoland net niet halen, en komen een mijl ten oosten van het eiland uit.  Dat lossen we op met de motor.  Om 11:20 uur leggen we na 17 varen aan in de haven in Helgoland.

Richting Helgoland Richting Helgoland

Eenmaal in de haven ga ik even twee uur slapen, terwijl Elly de zeiljacks uithangt en de boot weer een beetje bewoonbaar maakt.  Het weer is nog steeds wel ok, zon en wolken, niet warm maar in elk geval droog.

Maar dan moet ik toch echt de vogelrots gaan bekijken, met de telelens op stap dus.  Er zijn grote broedkolinies van Jan-van-Genten, zeekoeten en drieteenmeeuwen.  Je kunt er heel dicht bij komen, met name de Jan-van-Genten broeden tot boven aan de klifrand, vlak langs het pad.  De zeekoeten en drieteenmeeuwen houden een stuk meer afstand.

Vogels kijken op Helgoland Vogels kijken op Helgoland