Eider en Eidersperwerke

We besluiten van Helgoland via de Eider naar het Kieler kanaal te varen. Deels omdat het een voor ons nieuwe route is, deels omdat de kleine sluizen bij Brunsbüttel niet in gebruik zijn.

De trip over de Eider vraagt nog net iets meer planning dan via Cuxhaven en Brunsbüttel. De Eider is een rivier die uitmondt in de Duitse bocht (Noordzee). Het smallere gedeelte van de rivier is afgesloten met een open stormvloedkering, een mini-versie van de Haringvlietkering, met vier afsluitbare deuren. Net als bij de Oosterschelde kering staan de deuren in principe open. Naast de kering is een sluis voor de scheepvaart. Eenmaal door die sluis is de Eider nog zo’n 30 kilometer een getijderivier.

De aanloop van het Eidersperwerk is op zich al lastig: buitengaats verleggen de geulen zich heel vaak. In die geulen staat 2-3 knopen stroom, dus die wil je mee hebben. Je kunt niet met laag water naar binnen, want dan zijn de geulen te ondiep. 3 uur rond hoog water is de waterstand tenminste +2m, dan is de diepte van de geulen meer dan 3 meter. Wij zagen niet minder dan 3.7m. Een beetje vroeg (2-3 uur voor hoogwater) heeft als voordeel dat je 2-3 knopen stroom mee hebt in de geulen. En als je bij het Eidersperwerk bent, heb je dan ook tijd om met de stroom mee (ook al snel 2 knopen) naar Tönning (5 mijl) of Friedrichstadt (13 mijl) te komen. Hoogwater Tönning is ruim een uur later, en Friedrichstadt 2 uur later dan bij het sperwerk, dus dat helpt. Tot zover de theorie.

Wij zijn om 5:30 vertrokken vanaf Helgoland voor de 35 mijl naar het Eidersperwerk. Daar wilden we niet later dan 12:00 aankomen, een klein uur voor hoogwater. We hebben geluk met de wind: er staat een zuidenwind van ongeveer 9-12 knopen, net mooi om 5-6 knopen te lopen op het zeil. Het is nog wel koud, maar droog. De eerste paar uur varen we rustig op deze wind. Eerst stroom tegen, dan stroom mee. Als we tegen 10 uur (3 uur voor hoogwater) bij de buitenton van de geul aankomen, kunnen we deze niet vinden. Ik krijg het even warm, zonder tonnen kunnen we niet naar binnen. Gelukkig spot Elly de tonnen een mijl noordelijker. De nummers kloppen, dus we zitten goed. De update van de kaarten op de iPad was blijkbaar niet helemaal courant.

Buitenton Eider Buitenton Eider

Met af en toe een beetje hulp van de motor in de slingerende geul lopen we naar binnen. We zien nergens minder dan 3.7 meter water. En steeds 2-3 knopen stroom mee, dat schiet lekker op. Om 11:35 zijn we bij de sluis. Het is onvoorstelbaar om te zien hoe we zijn gevaren ten opzichte van de kaarten van een jaar geleden.

Gevaren route (geel) Gevaren route (geel)

Nog voor 12:00 zijn we de sluis door. Het is zonnig geworden en drukkend warm. We snappen nu de onweersvoorspelling. We laten ons op de genua door de geul naar Tönning drijven. Een genua die zich nog steeds slecht laat oprollen overigens. Het zou fijn zijn als we wisten hoe dat kwam.

Eidersperwerk met sluis Eidersperwerk met sluis

Bij de brug na Tönning gaan we over op de motor. Een uur motoren later komen we bij de spoorbrug van Friedrichstadt, waar we op twee treinen moeten wachten. Altijd lastig als er bijna twee knopen stroom staat in een rivier.
Vlak na de brug kunnen we met het sluisje de haven van Friedrichstadt in. Dat kost 14 euro. Het haventje zelf is klein, één lange steiger met boxen. We nemen de eerste box; de boot past net tussen de palen. Als we aanleggen begint het te spetteren. Veel regen komt er niet, ’s avonds doen we nog een rondje door Friedrichstadt.

Friedrichstadt Friedrichstadt

Friedrichstadt is gesticht door Nederlandse remonstranten vanaf 1621. Dat kun je nog zien aan de architectuur van de panden, met trapgevels aan het marktplein. Het is een mooi klein centrum, dat met zorg in stand gehouden lijkt te worden. Leuk om even rond te lopen en wat foto’s te maken. Wel een leuke stop.

Friedrichstadt Friedrichstadt

Zaterdag moeten we om 10:30 weer bij de sluis zijn, om het laatste eindje Getijden Eider op te varen tot de sluizen van Nordfeld. We varen weg in een hoosbui, maar als we de sluis van Friedrichstadt hebben gehad, klaart het al op. We zijn de sluis nog niet uit, of de brug gaat al voor ons open. Het gas moet er even op om de wachttijd voor de auto’s te beperken. Zo snel gaan bruggen niet vaak open.

Brug Friedrichstadt Brug Friedrichstadt

Tijdens het laatste stuje Getijden Eider zien we veel vogels, waaronder een zeearend, een gigantisch grote roofvogel met een spanwijdte van meer dan 2 meter, daarom wordt hij ook wel een ‘vliegende deur’ genoemd. Bij het Lauwersmeer hebben we ze niet gezien, maar nu een bonus dus. Verder zitten er onder andere kiekendieven en zwarte sterns.

Zeearend en Kiekendief Zeearend en Kiekendief

Ook de sluis van Nordfeld aan het einde van de Getijden Eider gaat voor ons open als we aankomen, we kunnen zo binnenvaren. Het tarief van deze sluis is ook 14 euro. Als ik betaald heb, zegt de sluiswachter ‘wacht, er komt nog een boot, dan is het tarief maar de helft’. Hij maakt een nieuw bonnentje en ik krijg 7 euro terug. Alle volgende sluizen betalen we ook steeds 7 euro; hoewel het heel rustig is, is er toch steeds een andere boot bij de sluis.

De Binnen Eider is het best te omschrijven als een breed kanaal. Het is overal diep, zeker 3.5 meter. Wel kun je nog merken dat het een oude rivier is; de binnenbochten zijn ondiep en de buitenbochten zijn uitgeslepen, vaak tot meer dan 10 meter. Af en toe ligt er een boei bij een ondieper stukje.

De Binnen Eider De Binnen Eider

Het gebied is heel rustig en landelijk. Het eerste stuk zie je alleen maar dijken, omdat het water nogal hoog is ten opzichte van het land. Verderop kun je iets meer zien, maar veel is er niet te zien. Grasland, koeien, schapen en een enkel rijtje bomen langs de rivier. Veel kleinschaliger dan het Kieler kanaal, zoiets als het kanaal door Walcheren.

Sluis van Gieselau Sluis van Gieselau

We besluiten alle sluizen te doen, en af te meren na de sluizen bij Gieselau . Als we daar aankomen is het vredig en stil, grote steigers met een paar boten. We nemen een biertje op de rust. Ik loop een vogelrondje, en spot zowaar nog twee nieuwe soorten: een vliegenvanger (klein bruin vogeltje dat vliegen vangt) en een matkop (een mees met een zwarte kop).

Grauwe vliegenvanger Grauwe vliegenvanger

Rond 8 uur loopt de aanlegplaats ineens vol, vanaf 9 uur ’s avonds mogen jachten niet varen op het kanaal. We krijgen een Noorse boot naast ons met een echtpaar dat terug komt van 5 jaar in de Middellandse zee. Hun boot ziet er uit als een intensief bewoond huis.

Het blijkt dat de aanlegplaats erg ongelukkig is: elke keer als er een zeeschip langsvaart in het kanaal, lopen er grote golven in ons zijkanaaltje, die de boten flink laten schudden. De stootwillen kraken vervaarlijk. En de scheepvaart gaat ’s nachts ook door. Niet zo’n goede rustplek dus. Wat dat betreft hadden we beter op de Eider kunnen overnachten.

Zondag loopt de aanlegplaats weer leeg. We vertrekken rond 10 uur als een van de laatsten richting Kiel. Het is rustig weer, zon en wolken, lekker in de zon, fris op de wind. Elly en ik varen bij toerbeurt een stuk kanaal.

Blog

Vorige artikel

Helgoland
Blog

Volgende artikel

Kieler kanaal