Zeilperikelen

Dinsdag willen we naar Gedser, een Deense stad die halverwege Kiel en Rügen ligt. Ruim 60 mijl, plat voor de wind. We vertrekken om negen uur. Eenmaal buiten zetten we de parasailor, ons grote voor-de-wind zeil. Met 144 m2 is dit zeil de helft groter dan grootzeil en genua samen. Met de parasailor en een gestaag iets toemende wind lopen we ongeveer de helft van de windsnelheid, 6 knopen bij 13 knopen wind in de rug. We varen net niet helemaal plat voor de wind, waardoor we het zeil rustig kunnen voeren.

Parasailor Parasailor

Om 4 uur ’s middags komen er grote wolken over, en met die wolken ook wind. We zitten al snel in 20+ knopen, en dan is de parasoiler wel erg groot. De oplossing is “dichtknijpen” van het zeil, onderin strak trekken en de boot plat voor de wind varen. De automaat kan dat niet zo goed, dus het is wel een inspannend klusje. Na een uur zakt de wind weer wat, en proberen we het zeil te strijken. Helaas lukt dat niet erg, de sok lijkt zichzelf dicht/strak te trekken. Ik vecht een half uur op het voordek, tot Elly suggereert dat we het beter samen kunnen doen. Ik trek, Elly borgt dan steeds een stukje. Een kwartier later zit het ding weer in de zeilbak. Voorlopig even geen parasailor meer concludeert Elly. Misschien had ik de sok een paar keer helemaal omhoog moeten laten komen. We weten niet echt wat het probleem was ,en dat is nog het vervelendste.

Na ons avontuur varen we de laaste 3 uur op de motor. De zalmsalade smaakt ons goed na de gedane arbeid! Als we vastliggen in Gedser komt er een Nederlandse boot naast ons. Ze hadden ons zien vechten met de parasailor. Ze hadden ons ook nog even gevolgd en in de gaten gehouden. Heel aardig. ’s Avonds zien we stevige onweersbuien langskomen. Het dek spoelt zo mooi schoon.

Woensdag verder naar Vitte, weer een stevige tocht met wind in de rug. Zoals jullie al begrijpen moet de parasailor in zijn hok blijven. Maar we hebben nog meer opties: met de spinnakerboom bomen we de genua uit. Daarmee krijgen we 100 m2 zeil om voor de wind te varen. Nadat we eenmaal de kaap bij Gedser zijn gepasseerd komt de wind net een beetje schuin van achteren (165 graden). Net genoeg om wat rust in de boot hebben.

Uitgeboomde genua Uitgeboomde genua

Als we de zeilen zetten lopen we 5 knopen op 13 knopen wind. De uren daarna tot 7 knopen op 15 knopen wind. Rond 3 uur zijn we op 18 knopen wind, en dan is de 100 m2 nogal veel. We lopen dan 8 knopen, met pieken tot 9.6. Dat is heel veel voor ons. Maar van al die wind recht van achter worden de boot, de stuurautomaat en de bemanning onrustig. We zetten een rif in het grootzeil en alles wordt weer rustig.

Om 5 uur zijn we bij de vuurtoren van Hiddensee, tijd om zeilen te minderen. We lopen een aantal kleine bootjes voorbij. Die varen met een gereefde genua. Komen wij met vol zeil aan…

Vuurtoren Hiddensee Vuurtoren Hiddensee

Het inrollen van de genua gaat weer niet lekker, dat is een probleem wat we nog moeten oplossen. En de bevestiging mast/onderste zeillat van het grootzeil, die vorig jaar los was geschoten, is ook weer los. Dat is niet echt goed om met veel wind te zeilen. Moet ergens onderweg gebeurd zijn.

Even na 6 uur leggen we aan in het haventje van Vitte. 50 mijl in 8 uur inclusief aanleggen en zo, dat is snel voor ons. Maar het gevoel dat er allerlei probleempjes zijn met de boot overheerst even. We besluiten een paar dagen in Vitte te blijven om het op te lossen, en om van de zomer te genieten. Het wordt warm. Gilbert bakt pannenkoeken, en doet nog wat IntelliMagic klusjes.

Blog

Vorige artikel

Kieler kanaal
Blog

Volgende artikel

Vitte op Hiddensee