Bornholm (Allinge, Hammerhavn en Svaneke)
20 juli (zaterdag) vertrekken we richting Bornholm, een tocht van 24 mijl (40 km). Ik heb vroeger heel veel in de atlas gebladerd, maar Bornholm kende ik niet. Het is een Deens groot eiland ten zuidoosten van Zweden.
Het is nog steeds zomer. Als we even na negen uur uitvaren is er geen wind, we beginnen op de motor. We proberen ook de parasailor, maar zonder wind kan die er ook niks van bakken. Met de parasailor hebben we tenminste 6 knopen nodig uit een beetje constante richting. Dat hadden we niet. Maar al doende weer wel wat opgestoken over wat er allemaal niet goed kan gaan met de parasailor lijnen. Met windstil weer kun je dat goed oefenen.
Iets verder richting Bornholm is het relatief druk met grote vaart. Niet zulke grote schepen als we in Rotterdam zien, maar wel een gestage stroom.
Rond de middag steekt er nog wat wind op. We laten ons met halve wind op de genua naar de haven van Allinge drijven. Allinge is een oud stadje op de noordoostpunt van Bornholm. De haven is niet heel groot, maar havens zijn hier niet snel “vol”. We leggen aan naast een motorboot van ongeveer gelijke lengte. Later op dag komen er nog twee boten naast ons. In het rijtje voor ons liggen zelfs 6 boten aan elkaar! Zolang er nog ruimte overblijft om de haven in de te varen, wordt er gestapeld.
We lopen een rondje door het stadje, leuk toeristisch plaatsje met ook hier weer kleurrijke vakwerkhuizen.
We besluiten dat het een goede dag is om de BBQ, die we al een paar jaar meenemen, te gebruiken. In de supermarkt kopen we vlees, en net buiten de haven zoeken we een plekje op de stenen met onze wegwerp BBQ en een fles rosé. Het duurt “even” voor de BBQ op gang komt, maar als we na een uur ons eten op hebben zijn alle blokjes heet.
Wel leuk om zo een keer te eten. In Denemarken en Zweden zien we heel veel Cobb en Weber BBQs, het werkt wel aanstekelijk.
’s Avonds probeer ik gierzwaluwen te fotograferen. Dat valt duidelijk niet mee. Ondanks het feit dat ik heel veel foto’s maak, is er niet een echt goede foto bij. Eigenlijk weet ik ook niet echt hoe ze er uit zien. Op de foto lijkt het alsof ze een volle krop hebben in de vlucht.
Vanuit Allinge kun je wandelen naar het Hammershus, de grootste kasteel ruïne van noordwest Europa volgens de gidsjes. De wandeling voert uit het stadje, door korenvelden langs de marmergroeve Moseløkke. De groeve is nog steeds in gebruik en door de week open voor toeristen. Wij waren er op zondag en hebben dus alleen plaatjes van de groeve vanaf het wandelpad. Het is duidelijk dat er een hoop marmer is gewonnen!
Na de groeve lopen we door een bos naar het Hammershus. Het kasteel is eeuwen in gebruik geweest, de bouw is begonnen rond 1250, in 1661 zat de dochter van Koning Christian IV er gevangen, en in 1748 is het door het Deense leger verlaten. Daarna is het kasteel als steengroeve gebruikt voor bebouwing in de omgeving, tot het een monument werd in 1822. Nu worden er opgravingen gedaan om meer te leren over de vroege bewoning, en tevens worden de muren die er nog staan opgeknapt. Er is nog genoeg over om je te kunnen voorstellen dat het een onneembare stad was.
Vanaf het Hammershus dalen we af naar Hammerhavn, de haven die is aangelegd voor de export van marmer uit de naburige groeves. Volgens de vaargids was het als jachthaven nogal primitief, maar alles is opgeknapt. Mooie steigers, mooi sanitair, café. Er zijn een aantal boxen, maar de grotere jachten liggen zoals in de meeste havens in pakketjes naast de steiger. Als wij er komen is het niet druk. Het is een mooi plekje, vlakbij het kasteel en oude marmergroeves. Wel onbeschut bij westenwind.
Verder naar het noorden komen we langs een aantal meertjes. De Opalsø is het restant van een hele grote steengroeve. Nu is er een indrukwekkende kabelbaan: vanaf de rots boven kun je aan een kabel naar beneden roetsjen. Je maakt dan flink snelheid tot je beneden remt in het water, met een mooie fontein. Ziet er mooi uit.
Als we omhooglopen langs het meertje ligt er aan de andere kant van het pad nog een meertje, het lijkt zeker 40 meter boven de Opalsø. Als Nederlander verwacht je dat niet. De tocht terug voert langs de dorpjes.
’s Avonds werkt Gilbert Facebook weer wat bij voor de thuisblijvers, en reparareert Elly de voortent van de buiskap.
Maandag 22 juli gaan we verder naar Svaneke, zo’n 25 kilometer verder langs de oostkust van Bornholm. Gilbert haalt ’s ochtends nog brood volgens het beproefde recept: kijk waar de mensen met broodzakjes vandaan komen en ga die kant op. Werkt heel goed in jachthavens. Het zijn bijna altijd mannen valt ook op.
Om 9 uur vertrekken we met een zwakke zuid-oostenwind. Precies tegen. Maar het is mooi weer, dus we gaan rustig opkruisen. Nadat we twee lange rakken hebben gedaan, draait de wind en kunnen we de rest in één stuk doen. Zo zijn we uiteindelijk snel in Svaneke. In de haven kunnen we aanleggen naast een Deens zeiljacht. We zijn nummer drie in het pakketje.
We lopen een rondje door Svaneke, weer een heel ander plaatsje dan Alligne. Hier heel veel glaswerk en glaskunstenaars. En een rokerij. ’s Avonds eten we een gerookte haring, die ze hier een Bornholmer noemen. Vers gerookt. Het wordt opgediend met veel zeezout, ui, bieslook, een potje eigeel, brood met boter. Het is even werk om te fileren, maar het visje is lekker.
Als we terugkomen is de eerste boot in ons rijtje druk in de weer met extra lijnen alsof hij een storm verwacht. Ook wij leggen een extra lijn voor hem. Het gekke is dat het windkracht 4 is, en de verwachting is afnemende wind. Als de wind de volgende ochtend inderdaad is afgenomen, blijft hij toch in de haven vanwege de deining die er nog staat. Een voorzichtige kapitein dus.
Dinsdag verkennen we Bornholm verder met de bus. Eerst naar de Østerlars Rundkirke. De kerk dateert uit 1150, en was multi-functioneel: het was een kasteel met schietgaten, een kerk, en een voedsel pakhuis. Indertijd dienden de Rundkirkes dus vooral een militair doel. De Østerlars Rundkirke is de grootste van de 4 overgebleven kerkjes. Waarschijnlijk stamt het puntdak uit een latere tijd. In eerste instantie was er een plat dak waarop boogschieters konden plaatsnemen. Het puntdak is later aangebracht, omdat het de constructie van de muren minder belast.
We willen ’s middags naar het strand bij Dueodde, aan de zuidkant van het eiland. Maar dat valt niet mee met de bussen, die eens per uur of twee uur rijden. Na enig puzzelen met de dienstregeling en een kaart lijkt de beste optie om naar de kust te lopen door het dalletje van de Kobbe. Dat is 4 kilometer, en we hebben er ruim een uur voor. Het blijkt een mooi dal te zijn, met af en toe relatief hoge canyon wanden. Aan het begin is een waterval van 4 meter (tja, je moet je attracties wel verkopen). Het pad is behoorlijk rotsachtig, maar wel goed te doen.
Als we verder naar beneden lopen blijkt de tijd toch wel krap. Over stenen met af en toe een fotostop haal je de 5 km/uur niet. Stevig doorstappen dus het tweede deel. Als we bij de kustweg aankomen komt de bus precies aanrijden. Eén minuut later hadden we hem gemist!
Het is een uur naar Dueodde, met de bus langs alle dorpjes en attracties langs de kust. Het strand is mooi en behoorlijk druk. Vooral op de (enige) strandovergang, een pad over vlonders van een paar honderd meter. Niet Scheveningen druk, maar toch wel veel mensen. Als we na een paar uur teruggaan, is het nog drukker bij de strandovergang. Er is een strandloop met zeker twee duizend deelnemers (als de nummers oplopend zijn uitgegeven). In elk geval zijn het heel veel mensen.
Terug in de haven zitten op de meeste boten de mensen met een wijntje in de kuip (dit is een subjectieve waarneming natuurlijk). Dat lijkt ons ook wel een goed plan. Het blijft warm tot de zon onder is. Dan is het ineens fris en tijd om naar binnen te gaan. Daar is het tenminste lekker, 26 graden. Ik geloof dat we wel aan de warmte beginnen te wennen.
De komende dagen gaan we naar Polen, daar voorspellen ze meer dan 30 graden.