Thuis
Wat is thuis? De afgelopen twee maanden was de boot thuis. Nu zijn we bezig met de laatste etappe van ons rondje Oostzee: van Scheveningen naar de thuis-haven Stellendam. En vandaar gaan we dan naar ons huis aan de wal. Dat is het thuis voor de rest van het jaar.
Teruggaan is altijd moeilijker dan weggaan. Het is moeilijker nog vakantie te vieren, om open te staan voor nieuwe dingen. Je bent meer bezig met het einde van de vakantie en nu ook met de bruiloft waar we heen gaan, dan met de havens of stops die je aandoet.
De laatste blog post was van onze tocht naar Vlieland. We zijn het weekend op Vlieland gebleven, omdat er een harde zuidwestenwind (=pal tegen) stond. Vlieland is wel een leuk eiland. Zondagmiddag hebben we de zeillat bevestiging weer vast kunnen maken. Nu moeten we nog kogeltjes voor de karretjes zien te kopen.
Zondagmiddag ben ik nog een poosje naar de duinen geweest om lekker in de zon te liggen. Het bleek ook een mooi foto plekje voor meeuwen die tegen de wind in langzaam langs vlogen. Vogel foto’s maken is vaak ook een kwestie van op de juiste plek zijn.
De voorspelling voor maandag is dat de dag begint met regen, maar dat het al snel zal opklaren, met daarna een mooie noordwester wind. Als we wakker worden klopt het eerste deel van de voorspelling. Mooie luchten die er dreigend uitzien. Ze leveren ook daadwerkelijk regen op. Er is nog niet veel wind, we drijven rustig onze box uit en motoren om de punt van Vlieland heen de zee op, deels pal tegen de wind in. Eenmaal op zee komt er wat meer wind; we zetten het zeil als er 8 knopen staat.
Het weer knapt geleidelijk op vanuit het noordwesten. Dus zijn we het eerst aan de beurt met de opklaringen. Als we bij Texel zijn SMS-t mijn dochter dat ze op Schiphol het vliegtuig niet uit mag vanwege een onweersbui. Wij zitten dan al in de zon. De wind en golven bouwen aardig op. In de loop van de middag wordt het windkracht 5, vrijwel recht van achter. Dat is een koers waarop de boot flink kan schommelen. Geen zeeziekte koers, wel een lawaai koers in de kastjes.
Na 10 uur varen zijn we bij IJmuiden. Daar gaan we naar binnen voor de overnachting. De haven van IJmuiden is groot en relatief leeg; het lijkt gemaakt voor de HISWA, maar die is naar Amsterdam verhuisd. We denken dat de haven zou opknappen als ze wat kleiner gemaakt zou worden. Na aankomst loop ik nog even de pier op, één van de aanbevelingen uit de Birdpix boeken met beste vogelspots. Dat is vooral ’s winters en tijdens de trek denk ik, nu zie ik vooral meeuwen en spreeuwen.
Dinsdag verder naar Scheveningen, een kort tochtje. Er is geen wind, dus het moet op de motor. Tegen beter weten in proberen we het zeil nog wel even, maar 1.5 knoop door het water is niet zoveel. Het logboek meldt: “We halen een meeuw in. Of kwamen we hem/haar tegen? Kortom, het waait niet en we drijven langzaam naar het strand.” Tegen de verveling zetten we de motor aan, zodat we voor het tij keert (en we stroom tegen krijgen) in Scheveningen kunnen zijn.
We passeren de nodige badplaatsen. En een paar alternatieve havens: bij Katwijk en Den Haag liggen veel catamarans en jollen op het strand. Heel anders dan de havens die wij aandoen.
Als we voor het Kurhaus varen komen we een bruinvis tegen, dat was wel even leuk.
De haven van Scheveningen is flink opgeknapt. Er is een nieuw havenkantoor, nieuwe douches en nieuw elan. Als we binnenkomen staat een havenmeester gereed om een box toe te wijzen. Dat hebben we nog niet veel gezien.
Eenmaal aangekomen gaan we eerst op zoek naar nieuwe kogeltjes voor de grootzeilkarretjes. Tot onze verbazing lukt het bij de eerste winkel, en kosten ze bijna niks. Heel ongebruikelijk voor bootspullen. ’s Avonds krijgen we bezoek van Elly’s broer en zijn vrouw. Altijd leuk om de boot te showen en bij te kletsen.
Woensdag is weer een dag zonder wind. We varen het laatste stukje naar Stellendam op de motor, wel optimaal gebruik makend van het tij: we hebben de hele tocht 1.5 – 2 knopen stroom mee, vanaf de haven van Scheveningen tot de sluis bij Stellendam. De sluismeester is een beetje nukkig, als we op 10 minuten van de sluis zijn horen we op de marifoon een discussie over de brughoogte. We melden ons, in de hoop dat we mee kunnen met de brugopening. Maar de reactie is ‘we zien u wel als u er echt bent’. Als we er bijna zijn gaat de brug inderdaad open. We worden ingehaald door een RIB van de overheid (“Handhaving”). Ze roepen de sluis ook op, en krijgen hetzelfde antwoord. De sluisdeuren sluiten voor onze neus. In elk geval is de sluismeester consequent, en heeft hij al twee boten voor de volgende schutting.
We hoeven overigens niet lang te wachten, ruim een uur later liggen we aan een boeitje in het Haringvliet. Eerst nog een paar klusjes voor we de haven invaren. Het belangrijkste zijn de kogeltjes in de mastkarretjes. Klusjes aan het zeil zijn het makkelijkste met de kop van de boot in de wind. En als je aan boei ligt, is dat vanzelf je richting. Inmiddels zijn we ervaren met de demontage van de mastkarretjes; de kogeltjes zitten er snel in. In totaal 63 nieuwe kogeltjes in twee karretjes. We varen ook nog even een rondje met de bijboot om het zoute water uit het koelsysteem te varen.
Vlak voor het donker wordt varen we de jachthaven binnen. Ons rondje Oostzee zit er op.